Deel dit artikel:
In deze blog lees je hoe strategisch gedrag van een pleger professionals kan inzetten als instrument van onderdrukking – met zeer ernstige gevolgen. We duiken in een indringende casus en introduceren het begrip verzwaard slachtofferschap*. Wat betekent het als een professional onbedoeld onderdeel wordt aan de dwingende controle? En belangrijker: hoe voorkom je dat? * NL vertaling van ‘secondary victimisation’ door Jessica Terwiel, 2025
De roep om dwingende controle (psychisch geweld/intieme terreur) beter te signaleren en strafbaar te stellen, klinkt luid in onze maatschappij. Er namelijk komt steeds meer aandacht voor de aanpak van femicide, waarvan we weten dat er dwingende controle aan ten grondslag ligt.
Onder andere de jeugdzorg, jeugdbescherming, GGZ, het familierecht en de advocatuur zijn bezig met deze cultuuromslag. Zo proberen we in Nederland onze achterstanden in te halen en de schrikbarend hoge femicide-aantallen in ons land terug te dringen. Het verdrag van Istanbul (2011) en de Europese resolutie (2021) worden nu hopelijk verankerd. Want dwingende controle is een sluipende vorm van geweld, vaak onzichtbaar voor ongetrainde professionals, maar met vernietigend effect op de slachtoffers… Niet alleen door gedrag van de pleger jegens de slachtoffers, maar ook door gedrag van plegers jegens professionals.
Want juist het gedrag van de pleger richting professionals, vormt een belangrijke rode vlag in het herkennen van dwingende controle. Deze patronen worden in Nederland nog nauwelijks herkend als rode vlaggen, maar worden veel benoemd en onderzocht in het buitenland. En die patronen zijn van grote invloed.
Door de invloed die plegers van dwingende controle uitoefenen op professionals, worden de professionals -onbedoeld en ondanks goede intenties- onderdeel van de dwingende controle en ingezet om slachtoffers te blijven domineren en ondermijnen. Daardoor ontstaat verzwaard slachtofferschap (secundaire victimisatie).
Met alleen zoeken naar rode vlaggen tussen dader en slachtoffer, mist men vaak het belangrijkste puzzelstuk in gedragingen om de pleger te kunnen herkennen. We nemen een casus als voorbeeld.
Een moeder en vader zijn verwikkeld in een scheiding en hebben hulp gezocht bij een systeemtherapeut die scheidingsexpertise heeft. De hulpvraag van moeder: zorgen bespreken over signalen van onveiligheid van de kinderen bij vader. Moeder heeft gemerkt dat vader van tijdens zijn omgang van alles beloofd aan de kinderen wat bij haar niet mag of wat zij niet kan betalen en hij moeder dan als ‘raar’ en ‘veel te streng’ afschildert bij de kinderen, Maar vader ontkent en noemt haar overgevoelig als moeder hierover navraag doet bij vader.
De hulpvraag van vader: betere communicatie tussen ouders. Tijdens het eerste gesprek wil vader de focus op de meivakantiedagen, die nu snel naderen. Moeder wil de huidige 70-30 zorgverdeling aanhouden, vader vraagt zeer geëmotioneerd per direct om een 50-50 regeling. Na twee uur praten komt er geen overeenstemming, maar vader geeft aan nu duidelijkheid nodig te hebben voor zijn werk. Op verzoek van vader mag de hulpverlener een voorstel doen voor verdeling meivakantie wat ouders dan zullen opvolgen, moeder is akkoord. De hulpverlener geeft aan niet over omgang te gaan, maar in dit geval best een voorstel te willen doen omdat de tijd dringt en beide ouders akkoord zijn. Ze overlegt met een collega over de hartenkreet van vader voor een 50-50 regeling, maar kiest na het overleg voor handhaving van de bestaande verdeling in de meivakantie: de zorgen van moeder zijn immers niet verkend, het hulptraject net pas gestart. Vader reageert woedend als de hulpverlener haar voorstel opstuurt, hij mailt direct terug dat een handhaving van de huidige regeling niet afgesproken was. In het telefoongesprek, waartoe de hulpverlener uitnodigt, uit vader zich ziedend, maar komt tot bedaren als de hulpverlener benadrukt dat zijn wensen en verlangens echt nog uitgebreid verkend worden in het traject. Ze hangt opgelucht op: de woede die vader voelt over zijn situatie, is weer losgekoppeld van de werkrelatie die zij heeft aan te gaan met hem.
De hevige emoties van ouders naar hulpverleners worden vaak benoemd als onderdeel van een ‘parallel proces’: de ‘strijd tussen ouders’ zou zich spiegelen in de relatie met de hulpverlener. Veel emoties en communicatiepatronen van cliënten kunnen zich herhalen binnen het contact met de hulpverlener. Voor hulpverleners is het zaak uit dergelijke parallelle processen te blijven, vandaar de opluchting bij de hulpverlener in deze casus. Maar wat als dergelijke emoties geen uiting zijn van verdriet of frustratie, maar van strategie? In relaties waar sprake is van dwingende controle worden emotioneel geladen gedragingen namelijk doelbewust ingezet om de regie te nemen over het gesprek, allianties te smeden en tegenstand te neutraliseren (Stark, 2018; Verwey-Jonker Instituut, 2025).
In de weken daarna ontstaat een patroon in de gesprekken: vader blijft zeer geëmotioneerd terugkomen op de ‘emotionele toestemming’ die moeder de kinderen zou moeten geven in zijn contact met de kinderen. Hij wil dat ze de kinderen een positieve boodschap geeft over hem en zich minder beschuldigend uit naar hem.
Moeder geeft echter geen negatieve boodschap aan de kinderen maar ziet ze telkens ontregeld terugkomen. Telkens als ze dit wil bespreken onderbreekt vader haar, loopt hij huilend weg of geeft hij aan zich te onveilig te voelen om het gesprek te vervolgen. In de hal, als ze hun jassen pakken oogt hij nimmer geëmotioneerd, maar kijkt hij haar aan met een kille, doorborende blik en een dreigende grijns die belooft dat er geen genade zal zijn. Moeder kent deze blik uit hun huwelijk, vader kon haar dan dagenlang kleineren of doodzwijgen, waar de kinderen bij waren.
Vader stuurt wekelijks lange mails naar de hulpverlener hoe ongehoord en ongezien hij zich voelt in de hulpverleningsgesprekken, wil zijn persoonlijke behandelaar meenemen naar deze gesprekken en herhaalt steeds dat hij heel graag wil praten over de belangen van de kinderen en hun opvoedsituatie, maar dat zijn verdriet hem belemmert zolang de omgang niet wordt uitgebreid. Ondertussen vertelt moeder aan de hulpverlener over de jaren van zijn afwezigheid, zijn woedeaanvallen en de druk op haar om zijn wensen boven die van de kinderen te stellen. Moeder geeft aan dat de kinderen verward en onthecht terugkomen van de omgang met vader. Moeder wil graag dat dit bespreekbaar is tussen de ouders, voordat zij overgaan op een 50-50 contactregeling.
De hulpverlener geeft herhaaldelijk aan dat de invulling van de contactregeling voor beiden niet de hulpvraag was en stelt herhaaldelijk voor om de kinderen te bespreken. Vader agendeert inmiddels echter vóór elk gesprek telkens onderwerpen met prioriteit, die in het gesprek directe aanleidingen zijn voor het uiten van zijn onvrede over huidige contactregeling.
Wanneer vader een voorlopige voorzieningenprocedure start, vraagt de advocaat van moeder om een verslag van de hulpverlener. De hulpverlener beschrijft feitelijk wat ze heeft waargenomen. Waaronder de telkens terugkerende en voorliggende wens van vader voor omgangsuitbreiding, waardoor het welzijn van de kinderen telkens maar niet besproken kan worden, zijn tot bedaren komen en zijn verdriet over het missen van zijn kinderen als beloofd wordt dat zijn wensen besproken worden, zijn woede als er geen concrete uitbreiding komt, de observaties en zorgen waar moeder van spreekt en het gebrek aan overeenstemming tussen de ouders. Vader is (weer) woest. Hij dreigt met een klacht, verbiedt verdere verslaglegging en stelt voorwaarden voor verdere samenwerking: vanaf nu staat eerst als tussenstap de contactregeling centraal in de gesprekken en daarna pas de zorg voor de kinderen, anders stopt hij met het hulptraject. Moeder gaat akkoord…in de hoop dat er in overleg samen meer inzicht bij vader groeit dan met zittingen bij de rechtbank. Ze vraagt de hulpverlener om medewerking met deze tussenstap.
In de voorlopige voorzieningenprocedure heeft moeder het verslag van de hulpverlener ingediend, waarbij zij aangeeft dat vaders’ medewerking nodig is om over de veiligheid van de kinderen te gaan praten voordat de contactregeling wordt uitgebreid. Vader levert op de deadline ‘bewijzen’ in bij de rechtbank voor de ‘partijdigheid’ van huidige hulpverlener. Zijn lange mails en de mail van de meivakantie heeft hij ingediend als producties. Hij liegt in de zitting dat de hulpverlener gedreigd heeft met een Veilig Thuis melding als hij niet mee zou werken met het voorstel voor de verdeling van de meivakantie. En dat wèl toegezegd was door moeder en hulpverlener dat hij meer tijd zou mogen doorbrengen met hun kinderen in de meivakantie. Moeder geeft geëmotioneerd aan dat zij niet herkent wat vader zegt over de hulpverlener in zijn algemeenheid en deze afspraak in het bijzonder. De rechter concludeert dat ouders het duidelijk oneens zijn met elkaar over vele onderwerpen en wendt zich tot de Raad voor de Kinderbescherming om hun visie te geven. De zittingsvertegenwoordiger geeft aan de stukken gelezen te hebben en vraagt zich openlijk af er een parallel proces gaande is binnen de hulpverlening… De rechter besluit tot dat er teveel vraagtekens zijn en besluit tot een omgangsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.
Bij plegerschap behoort het liegen over de ware toedracht van situaties. Maar twee ouders die elkaars toedracht van wat er gebeurd is ontkennen, oogt als een strijd. In dit geval heeft moeder het verslag van de hulpverlener, dat sterk is door het feitenrelaas over gedragingen die geobserveerd zijn. Daarmee kan ze onderbouwen dat vaders’ gedrag redelijkerwijs tot zorgen oproept. Een directe aanpassing van de regeling is afgewend, een onderzoek volgt. Moeder hoopt dat er nu meer duidelijkheid en rust komt omdat er inmiddels belangrijke feiten op tafel liggen door de observaties van de hulpverlener.
Na de zitting zet vader direct een lastercampagne in achter de schermen: e-mails en telefoontjes naar de leerkrachten en intern begeleider van de school van de kinderen en dringende verzoeken bij de huisarts. Bij zijn persoonlijke behandelaar schetst hij tot in detail “de onveilige gesprekken bij de hulpverlening,” omdat zijn ex te angstig zou zijn om de omgang uit te breiden vanwege haar eigen traumatische jeugd en de hulpverlener keer op keer haar angsten te serieus zou nemen en erg dwingend is naar hem. Gedetailleerde voorbeelden van gebeurtenissen…die nooit plaatsvonden. Vader vertelt aan alle professionals geëmotioneerd dat hij “wil proberen een succes te maken van de hulpverlening, maar committeert zijn ex zich ook? Stopt de hulpverlener met deze partijdigheid?” Hij huilt bij de huisarts, op de school van de kinderen…hij zegt helemaal klem te zitten…Hij verzoekt iedereen om moeder aan te sporen wel in het hulptraject te blijven, omdat ze wilde stoppen. Want in gesprek blijven als ouders is toch meest belangrijke?! In werkelijkheid dreigt niet moeder maar vader keer op keer met stoppen van de hulp als hij “niet gehoord wordt”. Dat hij zich pas ‘gehoord zal voelen’ als co-ouderschap is afgesproken wist moeder al, maar zij benoemde het niet om het beeld van strijd te voorkomen. De hulpverlener begint dat ook te dagen, na enkele maanden vruchteloos proberen een onderwerp te vinden dat wèl bespreekbaar is voor vader, naast uitbreiding van de contactregeling.
De overige professionals voelen zich ongemakkelijk: wat moeten zij met de geëmotioneerde mails, telefoontjes en gesprekken van vader over de andere ouder en een professional? Vader schetst tot in detail het (onware) afhoudende gedrag van ex-partner en het partijdige (onware) gedrag van de professional. Daar liegt iemand toch niet over?
De lastercampagnes over professionals zijn voor plegers niet alleen geslaagd als ze geloofd worden. Het stevig planten van een zaadje van twijfel over een professional is vaak voldoende om de (verdere) ontmaskering van de dwingende controle tegen te gaan.
Behandelaar van vader belt op vaders’ verzoek de huisarts…behandelaar maakt zich zorgen over de lijdensdruk van vader en stelt openlijk de vraag of de hulpverlener van ouders wel de beste optie is, of deze hulpverlener er niet een beetje ‘te diep’ in zit… Zowel de behandelaar als de huisarts zien geen bezwaar in het advies om als ouders met elkaar in gesprek te blijven en de verbinding over de kinderen te behouden.
De huisarts en de behandelaar hebben het geplante zaadje door de pleger zojuist doen groeien. Zonder het zich te beseffen. De mogelijke machtsdynamieken in deze casus zijn niet besproken en men gaat ervanuit dat gesprekken voeren in de hulpverlening geen kwaad kan.
Echter, net zoals medicatie schadelijke effecten kan hebben als het niet op juiste manier wordt voorgeschreven, zo kunnen verbindende technieken in gezamenlijke gesprekken ook schadelijke effecten hebben als zij geïndiceerd worden bij de eenzijdige machtsdynamiek die dwingende controle is. Juist het doel van verbinding geeft de pleger de kans zich voor te doen als slachtoffer en daarmee de controle te blijven uitoefenen op het slachtoffer via de professionals. Mediation, Emotion Focused Therapy, Rosenberg’s Geweldloze Communicatie en meer in zijn algemeenheid alle communicatie technieken die erop berusten dat men de goede intenties heeft en niet liegt, kunnen grote schade doen bij dwingende controle.
Niet voor niets ontwikkelden mediators in 2010 de MASIC: een door hen samengestelde screeningslijst om in een vroeg stadium signalen van (ex-)partnergeweld te herkennen (Holtzworth-Munroe et al., 2010). Juist omdat mediation bij dwingende controle ernstige risico’s met zich meebrengt — waaronder het versterken van machtsongelijkheid en het ondermijnen van slachtoffers. In 2023 gaven onderzoekers aan dat deze screeningslijst níét bedoeld is voor juridische besluitvorming, mede doordat het instrument daarvoor niet genoeg in beeld brengt en omdat plegers hun antwoorden strategisch kunnen inzetten (Rossi et al., 2023). De MASIC is dus niet waterdicht, maar wel bedoeld om mediators te helpen inschatten of mediation überhaupt veilig is. Want waar dwingende controle speelt, zijn verbindende technieken niet alleen ineffectief, maar kunnen ronduit schadelijk zijn. Daar zijn onderzoekers glashelder over.
Precies dát gevaar begint moeder te voelen wanneer zij stukje bij beetje ontdekt hoe vader binnen en buiten de hulpverlening om invloed uitoefent – met verhalen die steeds verder afstaan van de werkelijkheid, maar wel op zijn minst een zaadje van twijfel planten…
Moeder verneemt stukje bij beetje wat vader verkondigt aan professionals. Ze doet daarop een noodkreet aan vader te stoppen met deze laster. Vader geeft aan dat haar beschuldigingen niet waar zijn en zij zich weer overmatig veel zorgen maakt. Hij verzoekt haar dringend om de afspraken niet te verbreken: ze zouden zich “op de contactregeling focussen en niet alle strijd daaromheen”. De hulpverlener spreekt haar twijfels uit of ze op deze wijze door kan gaan met de gesprekken. Vader stuurt na het gesprek weer een lange mail: dat hij zich weer in de steek gelaten ziet door de hulpverlener en moeder, die zich beide zouden committeren aan het doel van contactuitbreiding! Hij smeekt om hun medewerking en wijst erop dat ook de huisarts en zijn behandelaar deze gesprekken adviseert.
Hulpverlener belt vader wederom en stelt dat ze niet herkent wat vader in de mail schrijft over haar gedrag en niet over het gedrag van moeder. De timing voor vader is goed, verdachtmakingen zijn er inmiddels afdoende op papier voor een zitting: vader ontslaat de hulpverlener op staande voet en verbiedt haar elk contact met derden en/of over hem. Hij mailt moeder dat de hulpverlener hem heeft gebeld en wederom dreigde met een melding bij Veilig Thuis als hij niet mee zou werken aan bespreken van zijn “vermeende schadelijke gedrag naar de kinderen waar geen bewijs voor is!”…Vader deelt zijn verdriet over de door hem verzonnen gebeurtenissen weer op geëmotioneerde en goed getimede wijze met school, zijn behandelaar en de huisarts.
Plegers liegen en manipuleren, gebruiken de professionals om de (dreigende) ontmaserking door een andere professional tegen te gaan. Zodat niet alleen het slachtoffer verdacht wordt gemaakt, geïsoleerd en ondermijnd, maar ook de ‘schadelijke’ hulpverlener buitenspel wordt gezet.
Plegers wakkeren het vuurtje aan van de wijdverbreide misvatting dat ‘in gesprek blijven met elkaar geen kwaad kan’ en deinzen niet terug om leugens te verspreiden over hulpverleners die schade zouden doen. Op zijn best worden ze geloofd en op zijn minst zorgt hun narratief voor een beeld van onvrede, strijd of chaos bij andere professionals. Een beeld waar men afstand van wil houden. Met enorme charme en de voortdurende beeldvorming van ‘de redelijke ouder die tekort gedaan wordt’ winnen plegers dan terrein. Er is immers ook terrein gewonnen als anderen op afstand blijven.
Het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming wordt enkele maanden na de zitting gestart. De behandelaar van vader, de huisarts en de school geven door wat zij hoorden over de hulpverlening en uiten openlijk hun twijfels of dit het beste traject is voor hen was. Vader levert bij de raadsonderzoekers zijn radeloze mails aan waarin hij verzoekt om gehoord te worden, waarin hij smeekt aan moeder om de hulpverlening niet op te zeggen en uiteindelijk niet anders kon dan tot ontslag over gaan omdat de hulpverlener zo partijdig was dat dit een linea recta bedreiging was voor zijn vaderschap. Hij huilt vanwege de angsten die hij heeft doorstaan om de dreigingen van melding bij Veilig Thuis door deze professional…
De raadsmedewerkers krijgen van moeder een heel ander verhaal. En dat benoemen ze. Moeder ervaart de onmacht over de onterechte beeldvorming van partijdigheid die is ontstaan en ongefundeerde aantijging dat ze door haar intergenerationeel trauma in haar eigen leven de omgang niet uit zou breiden voor vader. De hulpverlener is al maanden ontslagen, maar kan verifiëren wat moeder zegt over het hulpverleningstraject. Daarom doet moeder het verzoek aan de raadsmedewerkers om de hulpverlener als informant te spreken. De raadsmedewerkers beloven dat te overwegen en te bespreken in het team. Als aan moeder vervolgens na enkele weken medegedeeld wordt dat het onderzoek wordt afgerond, schrikt moeder en vraagt waarom de oud- hulpverlener niet benaderd is. De raadsmedewerkers geven aan dat het team heeft besloten dat de hulpverlening door deze professionals een chaotisch proces leek, waarbij door vele informanten (school, huisarts en behandelaar vader) twijfels zijn geuit zijn over de professionaliteit van deze hulpverlener. Het team had daarmee afdoende informatie. En feit is dat moeder de omgang nooit heeft uitgebreid, ondanks intensieve hulpverlening die daar wèl op gericht was.
Dwingende controle signaleren (en durven benoemen) is één. Succesvol ertegen optreden is twee…
Verzwaard slachtofferschap (secundaire victimisatie) treedt op wanneer slachtoffers opnieuw beschadigd en getraumatiseerd worden door hoe zij -door toedoen van de pleger- bejegend worden door derden. Plegers beïnvloeden niet alleen de persoonlijke omgeving van het slachtoffer, maar richten hun peilen ook op professionals die betrokken zijn bij hun casus. Een onderdeel van dwingende controle is namelijk het saboteren en intimideren van professionals die de pleger (dreigen te) ontmaskeren en het gaslighten van professionals die de feiten niet nagaan.
Als moedige professionals vaker dwingende controle gaan signaleren, benoemen en opschrijven, dienen we er ook voor te zorgen dat hen niet alsnog het zwijgen wordt opgelegd door manipulatieve strategieën. Want dan blijft deze schrijnende vorm van onveiligheid in stand – netjes verhuld in jargon als ‘complexe scheiding’ met ‘zorgelijke strijd tussen de ouders over de omgang’. Met die terminologie is in Nederland voor veel ouders het zware lot van hun slachtofferschap nog verder verzwaard.
Daarom hebben professionals een methodiek nodig om te signaleren, analyseren en stevig te blijven staan terwijl zij de hypothese durven te verkennen van dwingende controle, in een wereld vol verdachtmakingen en verwijten over anderen en henzelf. Want verzwaard slachtofferschap door professionals is een onderdeel van dwingende controle die we altijd dienen te onderzoeken en herkennen. Alleen dan krijgen we de schrikbarende cijfers van eenzijdig geweld dat schuilgaat achter “complexe scheidingen” en de femicide-cijfers omlaag. (Verwey-Jonker Instituut, 2024).
IN onze driedaagse training met de Veilige Hulp-methodiek bieden we jou handvatten om niet alleen dwingende controle tussen dader en slachtoffer te signaleren en sturen, maar ook om verzwaard slachtofferschap te voorkomen. Er is nu een open inschrijving. Voor meer informatie klik hier
Bronnen:
Stark, E. (2018). Coercive Control: Update and Review. Violence Against Women, 25(1), 81–104.
Verwey-Jonker Instituut. (2024). Waar geweld uit beeld raakt. Verwey-Jonker Instituut.
Holtzworth-Munroe, A., Beck, C. J. A., & Applegate, A. G. (2010). The Mediator’s Assessment of Safety Issues and Concerns (MASIC): A screening interview for intimate partner violence and abuse available in the public domain. Family Court Review, 48(4), 646–662.
Rossi, M. D., Daire, A. P., Young, M. E., & Wester, K. L. (2023). Intimate partner violence screening for separating or divorcing parents: An international scoping review of current practices and recommendations. Journal of Family Violence.