Deel dit artikel:
We laten zien hoe subtiel dwingende controle zich kan vermommen als zorg en samenwerking. En hoe incidentdenken en het toeschrijven van persoonskenmerken ertoe leiden dat plegers geloofwaardig blijven en slachtoffers worden weggezet als ‘moeilijk’ of ‘instabiel’.
Twee voorbeelden, uit het leven van cliënten:
1
Een vader brengt het jasje van zijn dochter “even langs” omdat ze het “vergeten” was. Moeder geeft aan dat het wat haar betreft onnodig is spullen na de overdracht af te geven. Vader wendt zich tot de hulpverlener: volgens hem lijden de kinderen onder dit afwerende gedrag. Hij wil juist graag het contact normaliseren. Het gesprek duurt een half uur; vader is vriendelijk, zoekt oplossingen en benadrukt dat hij alleen wil dat zijn dochter haar spullen niet mist. De hulpverlener besluit dat ouders dit beter buiten haar spreekkamer kunnen afstemmen en mailt hen met het verzoek onderling afspraken te maken over vergeten spullen. Moeder mailt terug dat zij liever wil dat er na overdracht helemaal geen spullen meer uitgewisseld worden. Vader belt daarop in tranen naar de hulpverlener: hij vindt het vreselijk als hij niet eens even iets af kan geven voor zijn dochter aan de deur en zegt het te doen te hebben met de vermijdende aard van zijn ex. Hij vraagt advies. De hulpverlener vraagt zich af of de reactie van moeder inderdaad in het belang van de dochter is…
2
Een moeder die belt dat ze graag begeleiding wil samen met haar ex-partner om wat praktische zaken rondom de kinderen goed te bespreken. Dat dit eigenlijk spoed heeft omdat de kinderen momenteel over veel zaken in het ongewisse leven en daar last van hebben. Moeder vraagt wat de mogelijkheden zijn om hiervoor wat begeleiding te krijgen, omdat de vader, haar ex-partner, ten volle bereid is om de gesprekken mee in te gaan. Moeder heeft een schrikreactie als ze de wachtlijst hoort en vraagt zeer vriendelijk of ouders dan alvast op de wachtlijst mogen omdat het vaak even duurt voordat ze haar ex kan bereiken vanwege zijn werk in het buitenland momenteel. De hulpverlener benadrukt dat de toestemming van vader wel nodig is, maar vindt een voorlopige inschrijving tot aan definitief akkoord van vader geen bezwaar. De hulpverlener geeft haar e-mailadres en wacht het bericht van vader af…
Is de waarheid niet te achterhalen bij dwingende controle?
In oktober 2024 stelde de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ):
“De waarheid is zeer moeilijk te achterhalen […] omdat het afhangt van het perspectief dat men kiest.”
Hoewel deze uitspraak begrijpelijk klinkt in het licht van complexe scheidingen, moeten we als professionals oppassen dat we hiermee niet het verkeerde uitgangspunt normaliseren.
Want de waarheid is wél te achterhalen, daar zijn we ook wettelijk toe verplicht vanwege de jeugdwet en onze beroepscodes.
Het vereist beter letten op feitelijke gedragingen en mogelijke patronen die zich dan opdringen. En het vereist voorzichtig zijn met het duiden van persoonskenmerken bij cliënten die daarvoor niet onderzocht worden met valide instrumenten door een psycholoog.
In beide situaties lijkt op het eerste gezicht namelijk sprake van redelijke ouders met begrijpelijke wensen. Als de ex-partners in het voorbeeld het aanbod van de hulpverlener afslaan, kunnen zij als angstige, vermijdende of hoog-conflict personen overkomen.
Maar achter deze redelijk ogende incidenten kan dwingende controle schuilgaan. Juist dat maakt het herkennen van dwingende controle zo ingewikkeld: het vermomt zich als zorg, als betrokkenheid, als redelijkheid.
“Coercive control is not an event—it’s a climate.”
Dwingende controle is geen los incident, maar een patroon. Doorgans geen ‘rode vlag’, maar een klimaat. Het laat zich niet vangen in wat iemand zegt, maar in de gedragingen die iemand stelselmatig laat zien. Gedragingen die moeizaam te achterhalen zijn in spreekkamers.
Evan Stark, David Mandel en Jane Monckton Smith wijzen allemaal op het gevaar van eenzijdige kijk op losse gebeurtenissen binnen hulpverlening en jeugdbescherming. Zij benadrukken dat het bij dwingende controle vaak niet gaat om zichtbaar geweld, maar om subtiele, strategische vormen van ondermijning:
“Coercive control is not about violence—it’s about entrapment. The abuse is cumulative, patterned and strategic.”
Als we blijven werken met incidentgericht denken, rode vlaggen en persoonskenmerken die we opmaken uit alleen de communicatie in de spreekkamer, dan missen we het grotere geheel. We beoordelen gedrag los van context, los van herhaling, los van machtsverhoudingen. We kunnen niet zien wat er achter de schermen gebeurt. En dat is precies waar dwingende controle kan woekeren.
Laten we terugkeren naar de voorbeelden.
Wat speelde er werkelijk?
In voorbeeld 1 bleek dat vader bij bijna elke overdracht één of meerdere spullen “per ongeluk” achterhoudt. Hij blijft vervolgens vaak urenlang in de straat staan 50 meter verderop, zogenaamd toevallig op zoek naar zijn telefoon of maakt een praatje met haar straatgenoten. Zodra zijn ex de deur uitkomt volgt hij haar geregeld een paar minuten op korte afstand waarbij hij ‘vriendelijk’ zwaait als ze omkijkt. Dit patroon is al maanden gaande. Naar de hulpverlening toe presenteert hij zich vriendelijk, meelevend en oplossingsgericht. Tegelijkertijd ondermijnt hij moeder stelselmatig in haar positie, door haar bij buurtgenoten en hulpverleners af te schilderen als emotioneel, vermijdend en daarmee onveilig voor de kinderen. De suggestie is subtiel maar krachtig: híj is stabiel, zíj is angstig. En dat beeld nestelt zich in de dossiers. Want moeder wenst niet mee te werken aan een afspraak voor de spullen en is verwijtend of zeer gespannen in haar toon over het”simpele zoeken naar een telefoon” of “een vriendelijk praatje met de buren”.
In voorbeeld 2 had vader enkele dagen daarvoor een zitting aangevraagd, omdat eerdere hulptrajecten en mediation keer op keer vastliepen. Moeder gaf dan steeds aan zich onveilig te voelen in gezamenlijke gesprekken en eiste daarom individuele gesprekken. In die gesprekken vertelt zij dan herhaaldelijk overstuur dat vader haar zou hebben geslagen en dat ze daarvoor nu traumatherapie krijgt. Als vader op de hoogte wordt gesteld van wat verteld wordt in de individuele gesprekken, dan ontkent hij met klem; er zijn geen aanwijzingen of bewijs voor haar beschuldigingen. Toch blijven haar verhalen en de roep om individuele gesprekken de trajecten vertragen. Trajecten die ook bedoeld zijn voor heldere afspraken over de omgang. Nu heeft moeder opnieuw, zonder overleg, hulpverlening opgestart — de vijfde keer. Vader voelt zich klem: weigert hij, dan riskeert hij als onwelwillende ouder te worden weggezet in de rechtbank. Maar gaat hij de hulpverlening aan dat is de kans groot dat er in individuele gesprekken weer regelmatig gehuild wordt door moeder en door haar verteld wordt dat de kinderen zich ook onveilig voelen bij vader vanwege ‘zijn gedrag’ tijdens het huwelijk. Ook daarvan bestaat geen bewijs. Haar framing komt wel zwart-op-wit in rapportages terecht als zijnde een waarschijnlijke werkelijkheid en vormt zo een blijvende belemmering voor uitbreiding van de omgang, waar vader via de rechter juist om heeft verzocht. De rapportages van de diverse hulpverleners die de framing van moeder noteren als zijnde een (waarschijnlijke) werkelijkheid, worden door moeder allen ingediend bij de rechtbank.
De valkuil van persoonskenmerken en incident denken
Wie incidenten beoordeelt zonder patroonherkenning, loopt het risico dader en slachtoffer te verwisselen. Slachtoffers van dwingende controle vertonen gedrag dat gemakkelijk wordt geïnterpreteerd als problematisch: wantrouwen, spanning, controlebehoefte, angst en afstandelijk. Maar deze gedragingen zijn geen oorzaak van het conflict, ze zijn het gevolg ervan. Toch worden ze vaak beschreven als vermeende persoonskenmerken: eigenschappen die structureel onderdeel zijn van iemands persoonlijkheid, in plaats van gedragingen die een reactie zijn op een stressvolle of onveilige situatie. De termen ‘vermijdend’, ‘angstig’, ‘instabiel’ ‘hoog-conflict’ komen voor in analysen en rapportages, zelden wetenschappelijk onderbouwd.
Tegelijkertijd worden subtiele patronen van dominantie, ondermijning en dreiging onvoldoende benoemd, omdat ze niet passen binnen rode vlaggen of incidentdenken en afvinkformulieren. Maar dwingende controle bestaat niet uit cumulatieve fasen, zijn geen incidenten en is geen bepaald profiel. Het is terugkerend gedrag dat gericht is op vrijheidsberoving van de ander. En gedrag kan worden waargenomen, vastgelegd en getoetst over de tijd.
Wat is er nodig?
We hebben methodes nodig die machtsdynamiek zichtbaar maken, niet incidenten. We moeten niet vragen of een ouder af en toe iets vervelends doet, maar welk patroon die ouder over de tijd laat zien. Wie controleert, wie trekt zich terug, wie onderbreekt hulpverlening, wie gebruikt framing, wie zoekt herhaaldelijk contact zonder instemming, wie hanteert dreiging of slachtofferschap als strategie? En hoe vaak? In welke context? Naar wie toe?
Het herkennen van dwingende controle vraagt om het trainen van onze blik. Niet om meer lijsten of snellere oordelen, maar om trager, systematischer en beter kijken. Professionals moeten de ruimte krijgen om het verhaal achter het gedrag te reconstrueren – en niet de indruk voor waarheid aan te nemen.
Want:
Dwingende controle is dagelijkse vrijheidsberoving achter een alledaags gezicht.
Wil je leren hoe je dwingende controle herkent en hanteert?
Volg onze driedaagse training in de Veilige Hulp Methode. Onze nieuwe driedaagse met open inschrijving start in oktober 2025. Bekijk de trainingsdata en inhoudelijke informatie op deze website.