Deel dit artikel:

Hoe de onjuiste inzet hulpverlenersmethodieken de werkelijkheid onbedoeld kunnen maskeren.

Twee ouders zitten tegenover elkaar in de gespreksruimte van de hulpverlener. De moeder heeft gespreksruimte gevraagd voor een spoedonderwerp. Geëmotioneerd vertelt ze: “Ik merkte dat onze dochter overstuur thuiskwam de laatste keer na de overdracht. Ze was gesloten en het duurde uren voordat ze weer in normale doen was. Ik voel me bezorgd omdat ik het niet kan plaatsen, maar het gebeurt wel vaker. Mijn behoefte is om te weten dat ze veilig is bij jou. Kun je me uitleggen wat er is gebeurd?”

Moeder spreekt beheerst, vriendelijk. Haar woorden zijn zorgvuldig gekozen— open, verbindend, gericht op gevoelens en behoeften.

De hulpverlener knikt: “Fijn dat je het zo helder formuleert. Ik kan me voorstellen dat het prettig is als dit besproken wordt” Daarna richt hij zich tot de vader:“Wat is jouw beeld hiervan?”

De vader kijkt opzij. Hij oogt gespannen, maar antwoordt rustig: “We hadden een verjaardagsfeest op die dag en ze was wat moe…misschien dat ze daarom wat bij moest komen?… Ik had eerlijk gezegd niet verwacht dat dit nu een onderwerp zou worden.”

De hulpverlener besluit: “Ik hoor dat jullie allebei bereid zijn om zaken open te bespreken, heel goed. Laten we vooral het gesprek gaande houden op deze manier. In het belang van jullie dochter.”

De hulpverlener toont meerzijdige partijdigheid. Hij hoort beide ouders, benoemt ieders intentie, maakt geen keuze wiens beleving het meest geldig is en houdt het gesprek daarmee op gang.

In de Nederlandse hulpverlening is meerzijdige partijdigheid binnen methodieken zoals systeemgericht werken en geweldloze communicatie breed ingeburgerd. Binnen deze benaderingen is men met meerzijdige partijdigheid gericht op het erkennen van behoeften, het bevorderen van empathie en het vermijden van oordeel voor beide ‘partijen’.

Moeder geeft aan dat haar ex-partner agressief is als ze zich weer meldt met haar zorgen, ze voelt zich onveilig. De hulpverlener besluit daarop ouders een keer individueel te spreken. In dat gesprek breekt moeder: huilend vertelt ze hoe haar leven tot een hel gemaakt wordt door vader en hoe ze haar dochter langzaamaan verliest in het contact omdat deze telkens gesloten en ontregelt thuiskomt.

Als jij de hulpverlener was: zou jij je dan zorgen maken over deze moeder en dochter?

En zou je je ook zorgen maken over vader in deze casus?

Hoe de taal van zorg een instrument van overheersing kan worden.

Diverse verdragen en resoluties die Nederland mee ondertekend heeft, verplichten de om professionals te helpen om dwingende controle te erkennen en herkennen. De verplichting wordt verankerd in de meldcode, het afwegingskader en Nederlandse beroepscodes zoals die van het NIP, NVO en BPSW. Hoe moeten hulpverleners dat gaan doen?

De plegers van dwingende controle simuleren namelijk een wanhopige hulpvraag, om een alliantie aan te gaan met de hulpverlener. Een pleger veinst hevige gevoelens om de waarheid te verhullen. De pleger maakt gebruik van denkfouten door continue zeer rustig, rationeel en vriendelijk in contact te staan met de hulpverlener en telkens hevige emoties te veinzen bij het werkelijke slachtoffer. De pleger bedriegt hulpverleners door aanhoudend te spreken over (niet bestaand) schadelijk gedrag van de ander. En gaslight allen over de aard en frequentie van de eigen verwoestende gedragingen achter de schermen. Geen sinecure…dwingende controle beter signaleren.

Wanneer vader ongeduldig, verontwaardigd en uiteindelijk boos aangeeft zich niet te herkennen in de beschuldigingen en bij moeder aandringt te stoppen hiermee, toont moeder een angstige reactie, ze onderbreekt trillend het gesprek en loopt huilend de spreekkamer uit. Een paar minuten later komt ze terug en legt vader dan geëmotioneerd maar vriendelijk uit dat beide ouders niet gebaat zijn met elkaar verwijten maken. Dat dit haar intentie ook niet is en ze stelt voor de situatie niet nogmaals op scherp te zetten. Dat hun dochter daar niet mee geholpen is.

De hulpverlener vindt het een drukte van jewelste met al die emoties en intenties in de kamer. In zijn ogen lukt het ouders niet om nader tot elkaar te komen en daardoor blijven de gesprekken onrustig. Hij stelt daarom voor om voortaan individuele gesprekken te voeren, totdat ouders elkaar wat minder triggeren. Moeder bedankt de hulpverlener hartelijk en vriendelijk aan het einde van het gesprek: dat ze zich gehoord en gezien voelt en ze individuele gesprekken een goed idee vindt. Vader groet hen kort en vertrekt.

Moeder vertelt in de individuele gesprekken dat vader voortdurend agressief wordt na alle gesprekken waarin zij haar zorgen bespreekbaar maakt. Ze huilt en geeft aan dat het haar gespannen maakt, maar dat toch haar zorgen wil blijven uiten uit bescherming van hun dochter. Ze vraagt zich wel af of iemand haar kan helpen om veilig te blijven, want vader heeft haar al zo vaak geslagen en haar tijdens het huwelijk binnen gesloten en verboden vrienden en familie te zien. Ze is die trauma’s net aan het verwerken en nu zijn agressie verdragen is erg veel…

Wat veel hulpverleners niet (her)kennen, is dat dwingende controle zich over het algemeen niet uit binnen communicatie. De vrijheidsbeneming is niet (makkelijk) herkenbaar aan de inhoud van de communicatie. Het ontleden of sturen van de communicatie of de beleving is dan ook niet zo zinvol als men vaak denkt.

Dwingende controle is een systematisch patroon dat zich uitstrekt over vele terreinen van het dagelijks leven. Zoals: het administratieve (uitschrijven bij huisarts, formulieren pas laat ondertekenen, adressen wijzigen zonder overleg), het financiële (toeslagen manipuleren, kosten ontduiken, geen inzicht geven), het juridische (expres kosten laten maken voor onnodige zittingen, feiten verdraaien in rechtbankverslagen), het sociale (vrienden en familie beïnvloeden, isoleren via geruchten), het opvoedkundige (het contact tussen kind en ouder saboteren) en medische domein (artsen bespelen, toegang tot dossiers blokkeren).

De hulpverlener van ouders belt de huisarts voor collegiaal overleg. Hij wil bespreken dat de gesprekken moeizaam verlopen en de verhalen van ouders elkaar uitsluiten: er komt geen toenadering tussen beiden en in de individuele gesprekken lijken de verschillen tussen de ouders alleen maar groter te worden. De dochter lijkt de dupe te worden van ouders die zich begraven in hun eigen werkelijkheid. Samen met de huisarts besluit de hulpverlener daarom terug te gaan naar de kern van het contact: afstemming over dochter. In de hoop dat deze ouders de belangen van hun dochter meer voorop gaan zetten. Ze spreken af vinger aan de pols te houden en elkaar over twee maanden weer te spreken.

De huisarts reflecteert op de situatie in intervisie en bemerkt daar een niet-pluis gevoel: het is wel wat vreemd dat moeder twee jaar lang blijft herhalen dat ze zo ernstig getraumatiseerd is, daarvoor in behandeling is maar er niets lijkt te veranderen aan haar spanning. Ze spreekt moeder hierover open, steunend en transparant over haar gedachte. Daarnaast kwam vader enkele maanden geleden al op haar spreekuur om te bespreken dat hij het erg zwaar heeft met de valse aantijgingen van moeder.
Moeder geeft bij huisarts aan dat de dreiging van geweld nooit is gestopt, gedetailleerd vertelt ze hoe ze op parkeerplekken na de hulpverleningsgesprekken door vader wordt benaderd, ineens dreigend dichtbij, priemende ogen, handen op zijn rug… zodat ze vreest wat hij vast heeft…Een week later belt de individuele behandelaar van moeder dat de traumabehandeling vertraging heeft, omdat de context van het geweld nog aanwezig lijkt met vader op de achtergrond. Maar dat ze goede hoop heeft: de gesprekken tussen de ouders zullen individueel gaan plaatsvinden.

Plegers simuleren onmacht, verdriet en zorgen over zichzelf en een kind, met als doel hulpverleners alert te maken op het ‘risico’ van de andere ouder — eigenlijk het werkelijke slachtoffer.
De ouder die onterecht beschuldigd wordt kan een starre, terughoudende of boze indruk maken. De ouder die controle uitoefent, spreekt juist hulpbehoevend en lijkt zich kwetsbaar op te stellen. En dus wordt degene die controle uitoefent gezien als ‘betrokken’ en ‘emotioneel’, en de ander als ‘afstandelijk’ of ‘boos’. En daarmee blijft het beeld van twee ouders die niet vooruit komen een feit.

De hulpverlener merkt dat de individuele gesprekken geen heil bieden: ook de verhalen rondom dochter sluiten elkaar volledig uit. De hulpverlener wil na twee maanden de huisarts bellen voor het afgesproken collegiaal overleg. Moeder geeft dan terloops aan dat dochter een nieuwe huisarts heeft, omdat de vorige huisarts zo vaak ziek was waardoor zij en dochter er nauwelijks bij terecht konden en telkens wisselende gezichten hadden. De hulpverlener belt de nieuwe huisarts, deze begrijpt dat de hulpverlener de situatie erg complex vindt en denkt mee. Is het mogelijk een idee om ouders een volledig gescheiden traject te bieden voor hun eigen opvoedvragen? Want over en weer lijken er zaken mis te gaan tussen deze ouders…zo wist deze huisarts. Als voorbeeld noemt de huisarts dat het lang had geduurd voordat vader toestemming had gegeven dat dochter in zijn praktijk werd ingeschreven, daar had moeder haar wanhoop nog herhaaldelijk over uitgesproken bij zijn assistente. Huisarts vertelt dat dochter door deze weigering van vader onverantwoord lang geen huisarts had gehad.

Deze verspreiding over levensgebieden maakt dat hulpverleners vaak het totaalplaatje missen. Omdat elk incident op zichzelf ‘te klein’ of wederzijds lijkt of als ‘slechte onderlinge communicatie’ kan worden geduid.

In werkelijkheid was de vorige huisarts nagenoeg nooit ziek, maar deze had enkele vragen gesteld aan moeder over de traumabehandeling en over het feit dat ze van vader hoorde dat hij moeder nooit benaderde op parkeerplekken. Moeder schreef daarop zichzelf en dochter uit bij de huisarts en meldde zichzelf alvast bij een nieuwe huisarts: in het eerste gesprek met de arts vertelt ze uitgebreid over haar traumatische verleden met vader. De huisarts wenst haar veel sterkte. De dag daarop stelt moeder vader voor het voldongen feit dat dochter momenteel geen huisarts heeft. Of hij toestemming gaf voor de nieuwe huisarts die ze op het oog had…Zij zou pertinent geen toestemming geven voor een andere huisarts dan degene die zij al gesproken had. Vader maakt helder dat hij geen uitschrijving wenste, maar geeft het na enkele weken op…Dochter moet een huisarts.

Het blijven benoemen van beleving zonder te toetsen op feiten leidt tot normalisering van schadelijk gedrag

Methodieken zoals systeemgericht werken, geweldloze communicatie en dergelijke gaan uit van situaties van gelijkwaardigheid. Op die gronden zet men stevig in emotionele verbinding krijgen door elkaars beleving op zijn minst te erkennen. Het uitgangspunt is dat beide partijen oprecht zijn als zij zeggen dat ze op zoek zijn naar verbinding met elkaar, dat zij de morele verantwoordelijkheid voelen om hun beleving te schetsen en geen leugens. Meervoudige partijdigheid beslaat dan vaak ieders beleving verkennen en valideren.

Bij dwingende controle is het géén kwestie van twee kanten van een verhaal. Er is geen symmetrie, geen gezamenlijk conflict, geen oprechte wederkerige intenties bij één van de partijen. Bij dwingende controle helpt het niet om “vanuit beleving te werken”. Integendeel, het is een contra-indicatie. De pleger zal de hulpverlener namelijk direct tot de orde roepen met emoties en uiteindelijk desnoods tuchtklachten zodra deze hulpverlener de ‘meerzijdige partijdigheid’ van die methodieken lijkt te doorbreken. De pleger zal er alles aan doen om zich verdrietig, miskent en uiteindelijk woedend te tonen als de hulpverlener zich afvraagt wat nu eigenlijk klopt en wat niet klopt.

De meldcode, het afwegingskader en de beroepscodes vermelden allen dat het belang van het kind voorop gaat. Als de verhalen van ouders elkaar uitsluiten dan is meerzijdige partijdigheid niet: het steeds opnieuw proberen om ouders elkaars belevingen te laten horen en ze zo nader tot elkaar te brengen. En ook niet: concluderen dat dat geen succesvolle weg is en van hen verwachten dat zij zich enkel en alleen nog bezig houden met pedagogische kwesties in hun eigen omgangstijd. Meerzijdige partijdigheid betekent namelijk niet dat “de waarheid in het midden ligt” en dat “ieder recht heeft op een eigen werkelijkheid en daar beter niet over te twisten is”

De waarheid ligt niet “in het midden” bij dwingende controle.

Het blijven benoemen van beleving zonder te toetsen op feiten heeft schadelijke effecten. Het leidt tot normalisering van schadelijk gedrag, schuldverschuiving naar het slachtoffer en voortzetting van een schadelijk patroon terwijl men hoopt hulp te verlenen.

Dit is geen morele of methodische overweging alleen — het is een beroepsethische en wettelijke verplichting. Beroepscodes (zoals van SKJ, NIP, BPSW) verplichten tot handelen bij vermoedens van geweld. De meldcode huiselijk geweld schrijft voor dat patronen onderzocht moeten worden, dat feiten geverifieerd moeten worden en dat er passende stappen volgen. Ook als die geen hulpverlening betreffen.

In werkelijkheid stapt vader na de gesprekken altijd direct in zijn auto en rijdt hij overstuur naar huis: intense machteloosheid wat hij aan moet met de beschuldigingen van moeder in de gesprekken. Als hij geen emoties uit is hij afstandelijk, als hij zijn machteloosheid uit dan oogt hij instabiel en als hij alleen maar ontkent lijkt hij schuldig. Het maakt hem wanhopig van binnen en vaak vlak in het contact.

In de auto voelt hij de radeloosheid over de individuele gesprekken: al talloze keren als oplossingen aangedragen in de hulpverlening. Gesprekken waarin moeder haar aantijgingen over vader’s gedrag naar haar en dochter in de vorm van hartenkreten en hulpvragen uit.

Vader heeft zojuist vertelt in zo’n gesprek hoe hij telkens weer zittingen moet starten om het paspoort van dochter te krijgen, toestemmingen voor reizen buitenland, hoe moeder zijn telefoon gegevens aanpast op school zodat niet hij maar zij bereikbaar is. Hij heeft verteld dat hij vele langdurige vriendschappen is kwijtgeraakt omdat moeder hen continue benadert met hoe vreselijk ze het vindt dat vader zo in de vechtstand staat met al die zittingen. En dat hij vermoedt dat dochter zeer negatieve onware verhalen over hem krijgt te horen. Hij weet niet of het verstandig was om dat te vertellen…want als deze hulpverlener de werkelijkheid niet nagaat dan heeft hij zojuist een extra berg met ‘verwijten’ toegevoegd aan het dossier waarin ‘complexe scheiding’ staat vermeld.


Voor daders van dwingende controle is meerzijdige partijdigheid zonder feitencheck een goede gelegenheid om de eenzijdige machtsdynamiek voort te zetten met het delen van beleving. Er valt immers niets af te dingen aan de vriendelijke en kwetsbare manier waarop moeder haar (onterechte) beschuldigingen in de gezamenlijke gesprekken deelt. En de gevoelens die ook in de individuele gesprekken benoemd worden lijken op een zekere openheid te duiden waarmee de hulpverlener denkt goed te kunnen werken in een gescheiden traject.

Belevingen zijn de taal waarmee vele hulpverleners actiever aan de slag gaan dan tegenstrijdigheden ophelderen tussen twee cliënten. Maar de waarheid ligt niet “in het midden” bij dwingende controle.

Een koersverandering om de juiste zorg te bieden
De afspraken die Nederland internationaal en nationaal maakte en de aankomende strafbaarstelling van psychisch geweld betekent een belangrijke stap in de erkenning en aanpak van dwingende controle, maar vraagt daarmee ook een koersverandering van hulpverleners. Een cultuuromslag voor vele professionals. Hulpverleners krijgen een grotere rol in het signaleren en documenteren van deze moeizaam zichtbare vorm van geweld. Dit vereist niet het herhalen of verdiepen van werken met belevingen, maar leren om feitelijk in beeld te brengen wat zich daadwerkelijk afspeelt tussen twee ouders. In belang van het kind. En van het volwassen slachtoffer. En ook van de dader. Want ook plegers hebben recht op zorg, de juiste zorg.